IMG_0846

Jij gaat mee

Als kind namen mijn ouders mij overal mee naartoe. Voornamelijk mijn moeder. Klassieke concerten in het mooie Concertgebouw, veilingen van gestrande koffers op Schiphol en als toppunt damesmode winkels waar ik dan op een bankje moest gaan zitten en naar slap gelul van een verkoopster moest gaan luisteren.

“En hoe oud ben jij dan?”
“Negen”
“Zo zeg! Al negen!”
“Ja”
“Is het leuk op school?”
“Ja.”
“Heb je al een vriendinnetje”?

Dat soort gelul. Maar wat altijd gebeurt tijdens zo’n gesprek, is dat die verkoopster dan met een blik naar mijn moeder ging seinen om een soort van goedkeuring te vragen. Tyfus gesprekken voor een kind van negen. Dat weet je zelf ook, mens. Lazer op met je goedbedoelde kletspraat, Cynthia.

Maar goed. Ik moest dus altijd mee. En tijdens dat meegaan werd ik soms gedropt om even bij mensen te chillen, zodat mijn moeder even goed kon kletsen. Vond ik ook altijd goed. Ik hield, en hou nog steeds, van knuffelen met mooie dames. En soms werd ik daar dan mee gestald. Ik denk dat mijn moeder dacht: ‘Dan heeft dat meisje ook een idee hoe het later kan zijn als je zo’n leuke zoon als Karel hebt en voor Karel om alvast zijn goede smaak te gaan ontwikkelen.’

Dan ging ik met zo’n meisje knuffelen, want die vinden dat gewoon helemaal prima als je negen bent, fucking nice! En als mijn moeder dan terugkwam, om mij weer ‘op te halen’, zei het mooie meisje met een glimlach op haar gezicht: “Nou, Karel is echt een vrijkont hoor!” En dan zei mijn moeder; “Nou, vrijkont.. Vrijdoos”. Vroeger vond ik dat een juiste oplossing van mijn moeder. ‘Doos’ is een netter woord dan ‘kont’. Met de kennis van nu denk ik daar echter heel anders over.

Maar ik ging dus mee. Van borrel tot werkbezoek. Ik ging altijd mee. En waarom? Ik denk dat mijn moeder mij gewoon zoveel mogelijk wilde laten meemaken. En omdat ze wist dat het kon. Ik was natuurlijk dat vet chille kind die met ouderen ging praten alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik kon dan bij gesprekken gaan staan, iets op de televisie hebben opgevangen, dat gehoord hebben tijdens een gesprek en dan precies zeggen wat ik gezien had. Dan stonden die ouderen daar met een bek vol tanden. Hahaha! Heerlijk.

Wist ik veel wat ik deed. Ik was ook, onbewust, redder van gesprekken. Want op het moment dat het gesprek even nergens meer heen ging, werd er opeens een vraag aan mij gesteld. “Goh Karel, kan jij even wat te drinken voor ons halen?” Ik was gewoon de oplossende factor van een gesprek wat kut werd. Ik voel me nog steeds fantastisch daarom. Dat ik als jochie van negen al volwassenen kon helpen een gesprek te voeren. De losers. En ik weet dat ik doe wat ik nu doe, ook al vond ik spelletjes op de computer spelen veel leuker, omdat ik vroeger altijd mee moest.

Tot volgende week,

K.

Deel dit bericht