Frankrijk, Je t’aime
Vanochtend werd ik wakker en zoals altijd check ik als eerste mijn telefoon.
Op mijn scherm zag ik drie Facebook-meldingen:
1. Twee Facebook vrienden zijn vandaag jarig.
2. Een docent van mijn studie heeft een bericht geplaatst in de studie Facebook-groep.
3. Eveline en Daan zijn als veilig gemarkeerd tijdens de aanval in Nice.
Dus ik gelijk checken wat die docent geplaatst had.
Nee, natuurlijk deed ik dat niet.
Ik ging direct op onderzoek uit.
Wat was er in Nice gebeurd?
“Gisterenavond, op de feestdag Quatorze Juillet, is er een vrachtwagen op een menigte ingereden die op de boulevard stonden te kijken naar een vuurwerkshow. Hierbij zijn zeker vierentachtig mensen omgekomen.”
Dat las ik.
Weer Frankrijk.
Frank Snoeks had bij de finalewedstrijd Frankrijk-Portugal één keer echt een snaar bij mij geraakt. Dat was voordat de wedstrijd begon. Frank zei: “Na Charlie Hebdo en de aanslagen in november zou het een pleister op de wonden kunnen zijn als Frankrijk hier vanavond Europees kampioen wordt.”
Frank had gelijk. Ze verdienden het. Maar ze wonnen niet.
Zoals het zo vreemd werkt met nieuws wist ik dus dat Eveline en Daan gemarkeerd waren als veilig. Gelukkig.
Wat deed ik gisteravond rond het tijdstip van de aanslag?
Ik maakte een avondwandeling richting de Albert Heijn om een flesje water te kopen. Voor mij liep een Frans gezinnetje. Duidelijk een familie op vakantie die de Bos en Lommerbuurt beter wilden leren kennen. Mooi, dacht ik. Dat is nog eens wat anders dan een wandeling over de grachten! Ik genoot van het Franse accent. Een van de kinderen riep: “Fatigue!” terwijl ze helemaal niet moe leek. De iets te dikke vader trok zich er dan ook niks van aan en liet de ouderlijke plichten over aan de moeder. Mooi.
Ik had mijn flesje water gescoord en liep de supermarkt uit, de straat op. Ik botste haast tegen hem op. Chris. Mijn vakantiemaatje van het bungalowpark in Zuid-Frankrijk. Hij had hele kleine oogjes en zag er vermoeid uit. Zoals Chris is; hart op de tong en gelijk ouwe jongens krentenbrood.
Ik vroeg wat ie ging doen:
“Ja, ik moet effe wat ophalen in Diemen. Maar eerst effe walnoten scoren, lekker man.”
“Maar ga je dan met de auto naar Diemen?”
“Ja.”
“Zal ik je dan effe rijden? Je ziet er zo vermoeid uit. Misschien wel iets relaxter?”
“Ja, is cool man. Is misschien wel beter ja.”
Zo reed ik gisterenavond opeens in zijn auto onderweg naar Diemen. We hadden het over het bungalowpark, over onze families en wat we nu zelf aan het doen waren. Het was spontaan en bizar, maar dat maakte het zo leuk. We hadden het pakketje opgehaald en reden terug naar huis. Ik zette mezelf thuis af en we beloofden elkaar snel een drankje te doen. Hij reed het laatste stukkie zelf wel.
Totdat ik wakker werd dacht ik dat al deze Franse invloeden een toevallige samenkomst waren.
Maar niets bleek minder waar.
Frankrijk zit in mijn hart.
Vive La France!
Je’ t’aime.
Tot volgende week,
K.