Goedemiddag, Nasaalkabaal u spreekt met Paul Dielissen?
Het weer verandert. Het is herfst. De bomen verkleuren.
De verse muntthee met honing is weer immens populair bij de vrouwen en wordt volop besteld.
Ik lunch in een café vlakbij mijn studie en ik hoor een snerpende nasale meisjes stem, uit een zeer inactief hoofd, allerlei klachten naar haar studiegenote uitten:
– “Ja, heb jij dat nou ook altijd, dat het echt moeilijk is om je agenda in je tas te krijgen? Waarom maken ze die krengen zo groot?”
(Ze gebruikt als ‘schooltas’ een tasje waarmee je als vrouw uitgaat en haar agenda is, vergeleken met een receptie-agenda van een drie sterren hotel, nog aan de kleine kant).
Het is iemand die eist dat alles in haar leven niet klopt, zodat ze kan klagen.
Ze gaat verder…
– “Is het ook nog een soort van gezellig bij jou in de klas? Bij mij is het echt niet te doen hoor, ik ben de enige die nog een beetje de sfeer erin houdt!” (De sfeer erin houdt?)
“Bij die uitreiking van je bachelor he, moet je dan ook mensen uitnodigen enzo? Want daar heb ik echt geen zin in hoor!” (Omdat er niemand komt natuurlijk!)
Ik ben echt benieuwd hoe lang die studiegenote het nog volhoudt. Ze heeft nog niks gezegd en heeft alleen maar geknikt.
– “Want ik ben altijd vrolijk. Nou dat is ook niet helemaal waar.”
(Het is haar opgevallen dat haar studiegenote alleen maar knikt en niks zegt, dus gaat ze maar met zichzelf in discussie door haar eerste zin direct tegen te spreken.)
Mijn telefoon gaat. Een onbekend nummer. Ik wil eigenlijk niet opnemen want het eenzijdige gesprek wat luidnasaal door het café gevoerd wordt is veel te goed. Maar ik ben te nieuwsgierig:
“Met Karel.”
“Met Verhagen uit Fijnaart, mag ik u wat vragen?”
“Ja.”
“Ik zoek Paul Dielissen.”
“Daar spreekt u niet mee meneer.”
“Is die wel bij u in de buurt?”
“Nee”
“ …”
‘’Heb ik het verkeerde nummer gedraaid? Of is er iets anders aan de hand?”
“Ja het verkeerde nummer, wellicht kunt u het nog eens proberen?”
“Ja, maar dan krijg ik u weer aan de telefoon.”
Twee minuten later…
“Met Karel.”
“Met Verhagen uit Fijnaart, mag ik u wat vragen?”
“Ja”
“Ik zoek Paul Dielissen.”
“Hahahaha. U belde mij net ook al.”
“Oké dan ga ik nu het hoofdkantoor bellen, ik ben het zat!”
“Succes!”
Terwijl ik ophang moet ik hard lachen om de woede van man. Paultje Dielissen toch, die krijgt er toch van langs!
Dan hoor ik ‘Nasaalkabaal’ weer uit der neus blèren.
“Ik wil gewoon naar Macedonië, ik weet niet eens waar het ligt maar ik wil er gewoon heen. Ook al praat ik geen Macedoons.”
De studiegenote staat op. Ze houdt het niet meer vol. Ze gaat naar het toilet en ‘Nasaalkabaal’ moet nu verplicht stil zijn want anders valt het op dat ze een gesprek in haar eentje aan het voeren is. De studiegenote komt terug van het toilet en zegt:
“Als ik jou zie moet ik roken.”
Tot volgende week,
K.