Tandartsangst
Voor heel veel dingen heb ik geen angst. Ik vind dingen vaak leuk of kan er een leuke draai aan geven. Maar de tandarts… Nee.
Elke keer als ik in zijn wachtkamer aankom word ik verrast met een nieuwe inventaris. Nieuwe bank, nieuwe lamp en deze keer zelfs een programmaboekje van een theater uit Maastricht! Volgens mij doet hij dat om mensen totaal te verwarren.
Ik ben vroeg (een half uur eerder) om mij geestelijk voor te bereiden op de aanstaande marteling. De tandartsassistente, die een chronische herfst beleeft, doet de deur open en roept door de wachtkamer: “Goh meneer Sanders, U bent wel heel vroeg he, dat wordt een tijdje wachten!” Ik zeg haar dat dat de bedoeling is. Zij trekt haar wenkbrauwen omhoog, vormt een hoofd wat ik niet kan plaatsen en lacht daarna als een boerin zonder kiespijn.
Angstzweet terwijl ik in de tandartsstoel zit. De tandarts vraagt of ik verdoving wil. Natuurlijk wil ik verdoving. Ik raak licht in mijn hoofd. De radio staat aan.
Dan begint het.
Het geluid van tramwielen die woest door de rails rammen giert door mijn mond. De tram heeft een halte. Hoor op de radio de laatste zinnen van de hit “Geef mij nu je angst”. “Dit nummer geeft mijn gevoelens van dit moment totaal weer” zeg ik. De tandarts lacht vanuit zijn machtige positie en maakt zich klaar voor de volgende rit. Het lijkt wel alsof hij de Noord-Zuidlijn in mijn mond aan het bouwen is. Ik doe mijn ogen dicht en hoop dat de volgende halte snel aanstaande is.
Halte twee.
Alsof het zo bedoeld is hoor ik nu “This is what it feels like” van Armin van Buuren op de radio. “Dit is inderdaad hoe het voelt, machteloosheid! Wat heeft de radio gelijk!” zeg ik. De tandarts lacht nog harder maar wacht deze keer iets langer met rit drie. Hij laat mij iets zien wat ik direct als kunstig beschouw. Hij zegt: “Nee dit is geen kunst, dit is een middeleeuws martelwerktuig om je tong aan de kant te houden.” Oftewel, gast het zal wel met je radio, laat mij gewoon m’n werk doen en hou je mond. Open.
Het is klaar. Heb een dubbele tong en een verdoofde kaak. Het is lekker weer en ik heb trek en dorst, maar ik moet wachten. Drie uur lang wachten.
Ik beland vanuit een impuls op de rand van een Amsterdamse gracht en geniet van de zon. Ik heb geen energie en wacht, al kijkend over de gracht, tot de verdoving is uitgewerkt. Naast mij komen twee vrouwen zitten die hun lunchpauze genieten. Ik ben jaloers. Ze praten hard. Ze maken van hun gesprek geen geheim. Het wordt mij duidelijk dat ze bij een dokterskliniek werken. Ze hebben het over patiënten met genitale klachten. Ik moet meeluisteren naar de meest smerige verhalen. De enige zin die ik, zonder het te willen, heb onthouden is deze:
“Ja Stef, wat zou er bij hem uit zijn penis komen? Ik gok echt dat het water uit zo’n mozzarella-zakje is ofzo.”
Na deze zin verlaat ik de gracht.
Mijn verdoving neemt af.
Heb ik dit nou echt gehoord?
Het eerste tentje waar ik langsloop heeft die dag een special: “Panini mozzarella met tomaat, pesto en kipfilet”
Nee bedankt.
Tot volgende week,
K.