Verplicht ontbijt?
Mijn comedyseizoen is weer begonnen! Ik reis weer stad en land af om mijn droom na te jagen. Heerlijk.
Ik ben begonnen in België. Ik speelde daar in Eeklo. Heerlijk café, toffe mensen en een lekker begin!
Een vriend van mij was meegegaan voor het avontuur en de gezelligheid. We zaten in de auto een beetje naar cd’s van vroeger te luisteren en kwamen op de snelweg de meest vreemde plaatsen tegen: “Spuitendonk”, “Stampersgat”, “Standdaarbuiten” en als klap op de vuurpijl knooppunt “Markiezaat” (allemaal in Nederland!).
Al deze plaatsen en het knooppunt zijn allemaal terug te voeren naar een gesprek tussen hockeykakkers.
Wij improviseerden er lustig op los:
Robert-Jan en Hans-Mark (beiden rond de 40) zijn al vrienden sinds hun studententijd.
Ze zijn de dag ervoor uitgegaan en staan nu op zaterdagochtend in het hockeyclubhuis hun kater weg te werken met een cappuccino, extra rietsuiker. Buiten is de wedstrijd van hun zoons bezig maar ze vinden het fluitje van de scheidsrechter te schel voor hun gemoedstoestand. Ze hebben het over de avond ervoor en komen met de ene na de andere slechte opmerking:
“Hee Robert-Jan, die Monique he. Die leek wel een beetje op stampertje van vroeger, weet je nog?” “Ja jezus man die billen en dat stampende dansje op die techno muziek. Echt een typisch Stampersgat is dat!”
“Hee Hans-Mark, weet je Spuitendonk nog? Die praeses van het dispuut? Die gozer die dokter wilde worden en zijn naam heel erg mee had? Nou die gast werkt nu bij de SOA poli.”
“Meen je niet, ik ben daar vorige week nog geweest. Merel vond dat ik mijn Hans-Markiezaat even moest laten checken. Het smaakte niet meer als vanouds ofzo.”
Opeens komt er een vader binnen voor een zak ijs, een jongen heeft een bal tegen z’n knie gehad. Robert-Jan vraagt hem terloops “Hee Roderik! Wat is de Standdaarbuiten?”
Wij komen ondertussen aan bij het hotel. Ik meld mij onder de naam Sanders. De man kijkt al zuchtend naar zijn computerscherm. Hij heeft er helemaal geen zin in. Hij herhaalt mijn naam op een wijze die ik herleid naar: “God man, ga weg, ik moet nog Jeu de Boulen.’’ Hij maakt ons wegwijs in het hotel, zucht nog vier keer en wenst ons een prettig verblijf. Er wordt ons aan het einde nog verteld: “Ontbijt is van zeven tot negen uur geopend en er is geen uitcheck tijd.” Mooi, we kunnen uitslapen. We richtten onze kamer in, we dineren, ik speel en gaan weer terug naar het hotel.
We blijven tot diep in de nacht een (langdurig) kaartspelletje spelen wat ik alsmaar verlies. Maar dat kan me niet schelen, ik weet dat ik uit kan slapen. Dus we spelen net zo lang door totdat ik eindelijk een keer win. We hebben allang besloten dat we het ontbijt van die dag over zullen slaan en we op de terugweg wel iets regelen. We vallen in slaap.
Die ochtend gaat om vijf voor negen de telefoon. Ik word wakker en neem op. “Ja, goedemorgen. Gaat u nog gebruik maken van het ontbijt?”, vraagt de zeurende stem van de zuchtende man. “Is het ontbijt verplicht?” vraag ik. “Nee, maar ik was gewoon benieuwd!”
Tot volgende week,
K.